Een hele lange tijd kijken het paard en ik elkaar alleen maar in de ogen. Hij ligt daarbij in de wei en ik ga bij hem zitten. We blijven in elkaars ogen kijken, het paard zeer doordringend, alsof hij tot in mijn ziel wil kijken. Maar zeker ook om te peilen met welke energie hij te maken heeft.
Zoals ik dat altijd doe bij het dier waar ik mee ga communiceren, heet ik het paard welkom. Vertel hem dat ik blij ben dat hij contact met me wil en leg dan uit waarom de verzorgster mij gevraagd heeft om met hem te communiceren. Daarnaast vertel ik het paard dat hij zelf natuurlijk ook mag vertellen, dat hij alles mag doorgeven wat hij maar wil.
Direct begint hij met vertellen. Onder andere, dat hij erg nerveus kan worden wanneer hij stemmen hoort, die hij niet herkent. Maar wel heel nieuwsgierig wordt, wanneer hij de stemmen wel herkent. Hij ziet de personen dan nog niet.
De lichamelijke ongemakjes laat het paard me ook ervaren.
Hij laat me voelen hoeveel last hij heeft gehad, en nu nog soms last heeft, van zijn linker voorbeen. Een verdikkinkje neem ik waar. Vermoedelijk doordat daar iets meer botgroei is. Wat ik zo kan “zien” komt dat door een haarscheurtje, welke hij in zijn jeugd heeft opgelopen. Hierdoor heeft hij een tijdje wat ongemakkelijk gelopen.
Tussendoor vertelt het paard me hoe hij woont. Welke paarden hij kan zien en welke paarden bij hem staan.
Ook laat het paard weten, dat hij de laatste tijd verbrand hout ruikt. Alsof er ergens takken verbrand worden, of iemand in de buurt een houtkachel heeft.
Soms kan het paard in gedachten verzinken en dan laat ik hem even begaan. Grappig hoe het dan lijkt alsof hij wakker schudt en daarna begint hij meteen weer iets te vertellen.
Hij laat me een klein zadel zien, die nooit helemaal goed op zijn rug lag. Dit zadel werd gebruikt in de periode dat men hem zadelmak maakte. Dus vóórdat hij bij deze verzorgster ging wonen.
Het paard heeft daar veel last van gehad. En mede daardoor vertoont hij nu niet- wenselijk gedrag.
Dit wetend kan de verzorgster daar gelukkig iets aan doen.
Het paard vertelt me niet alleen dingen, maar laat mij ook dingen ervaren.
Zo laat het paard mij “voelen” dat zijn nek , aan de linkerkant, stijf aanvoelt.
Tussen zijn vertellen, en mij laten ervaren, door kan ik de vragen van de verzorgster stellen.
Eén van haar vragen is of ze wel bij elkaar passen.
En direct laat het paard me ‘drukte’ voelen. Alsof hij, en waarschijnlijk spiegelt hij zich hierbij aan iemand die regelmatig bij hem in de buurt is, drukte in zijn hoofd heeft.
Het paard heeft niet het gevoel dat ze niet bij elkaar passen.
Hij heeft wel het gevoel, dat hij soms niet begrepen wordt en dat hij de instructies niet altijd goed begrijpt. Alsof ze beiden een andere taal spreken.
Iemand stapt rechts op. Hij vindt dit vervelend. De rechterkant is zijn zwakkere kant.
Bij de vraag hoe de verzorgster hem beter kan begeleiden, merk ik dat hij longeren zeer belangrijk vindt.
Doordat het paard een fikse verkoudheid heeft gehad hoort hij momenteel niet alles. En wanneer iemand hem van achteren zachter benadert, kan het paard daar wat nerveus door worden.
Direct nadat hij me dit laat weten, vertelt hij ook dat hij graag wil dat er meer mét hem, dan tégen hem, gepraat wordt.
Mijn vraag aan het paard: ‘Als ik je goed begrijp wil je dat men jou meer dingen uitlegt? Zoals ik het namelijk “hoor” worden wel dingen verteld aan je, maar begrijp je soms niet helemaal wat daarmee bedoeld wordt. Of is dit Oost-Indische doofheid bij je?’
We moeten beiden erom lachen. Nee, het paard begrijpt het soms echt niet.
Daarnaast is hij ook wel een paard, dat graag uitprobeert waar de grenzen liggen en probeert daar overheen te gaan. Hij zal dan ook vaker toegesproken moeten worden, waarom bepaalde gedragingen niet de bedoeling zijn.
Nu, in het begin, zal de verzorgster dan ook consequent moeten blijven. Anders probeert hij een loopje met haar te nemen.
Zitten ze eenmaal op één lijn, dan zal hij héél graag voor de verzorgster willen werken.
Dan vraag ik nog: ‘Heb jij ergens anders nog last van, lief paard?’
Zijn linker neusgat is iets kleiner, waardoor hij soms wat harder moet inademen. Kán nog door die verkoudheid zijn.
Op de vraag of hij happy is krijg ik een grappig antwoord:
‘Ik ben niet on-happy.’
Daarna vertelt hij wat hij graag veranderd wil zien, om nóg gelukkiger te kunnen zijn.
Hij kan, onder andere, wel een uitlaatklep gebruiken, omdat zijn hoofd soms erg vol blijft.
Op het moment dat we afscheid van elkaar willen gaan nemen vertelt het paard me het volgende:
‘Ik wil niet weg bij mijn verzorgster. Ik weet dat ze hier wel al aan gedacht heeft, maar we komen er samen wel’.
‘Misschien iets rustiger aan doen? Dat we elkaar eerst beter leren kennen?’
‘Wijs van jou.’
Het paard begint te steigeren. Ik schrik hier eerst van, maar kijkend naar zijn ogen is het van blijdschap.
Vragen heeft het paard niet, dus gaan we afscheid van elkaar nemen.
En nét als ik daarmee wil beginnen, valt het me op dat het paard soms last heeft van zijn darmen. Lichamelijk kan ik er niets aan ontdekken. Het voelt spanning gerelateerd aan.
‘Dag mooi paard.’
De verzorgster is blij met hetgeen haar paard heeft laten weten. Ze kan daar gelukkig mee werken, zodat hun band sterker wordt, en het paard een gelukkige toekomst tegemoet kan gaan.