De Geboorte van Angst

Hier begint ons leven. We zijn nog maar een klontje celletjes groot, samengepakt in de buik van onze moeder. Het is warm, zacht, veilig. Alles wat we nodig hebben, is hier. Haar ademhaling wiegt ons zachtjes, haar hartslag is ons ritme. Samen, met z’n achten, liggen we dicht tegen elkaar aan, elk van ons in z’n eigen kleine ruimte, gescheiden door een dun vliesje. We zijn nog blind, we kunnen niets horen, maar we voelen alles.


En dan ineens, verandert er iets. Er hangt iets in de lucht. Een lichte trilling, een spanning die door de buik van onze moeder kruipt. Wat is dat? We weten het niet, maar we voelen het. Een plotselinge, onverklaarbare spanning om ons heen. Eerst is deze bijna niet waarneembaar, maar toch dringt het door in onze veilige cocon. Onze moeder, die eerst zo kalm en stil was, reageert ergens op. Haar hartslag versnelt, haar lichaam spant zich aan. We voelen de onrust door haar heen trekken. Wat gebeurt er buiten deze warme, vertrouwde buik?


De spanning komt vaker. Eerst is het nog af en toe, maar elke keer wanneer deze opduikt, reageert onze moeder heftiger. We willen dat het stopt. We willen terug naar de rust van eerder, maar die is er niet meer. Hoe dichter we bij onze geboorte komen, hoe vaker we de trillingen voelen. Elke verstoring dringt dieper door in onze kleine, kwetsbare lijfjes. De angst van onze moeder sijpelt door naar ons. Haar paniek wordt onze paniek.


Naarmate de weken verstrijken, wordt de spanning buiten heviger. We voelen de stress in onze moeder groeien. Haar hartslag gaat tekeer, haar ademhaling versnelt. En wij, we liggen nog steeds in haar buik, opgesloten in een wereld die niet meer veilig aanvoelt. We voelen hoe onze moeder steeds vaker begint te trillen, hoe ze ineenkrimpt. Elke schok door haar lichaam brengt ons dieper in een gevoel van angst en onzekerheid.


Onze geboorte nadert, maar onze moeder is niet meer dezelfde. Haar lichaam is gebroken door de permanente spanning. Ze maakt zich klein, kwijlt en hijgt, maar er is geen ontkomen aan. Elke keer dat ze reageert op de wereld buiten, is het alsof ze door iets wordt aangevallen. En wij? Wij kunnen alleen wachten, nog onwetend van de wereld die ons te wachten staat. Ons leven moet nog beginnen, maar de angst zit er al in, lang voordat wij het levenslicht hebben gezien.


De werpkist wordt klaargezet en één voor één komen wij ter wereld. Ieder van ons met een hart vol doodsangst. De eerste ademteug die we nemen, is doordrenkt van de spanning die we zo lang hebben gevoeld. Onze oogjes zitten nog dicht, maar we voelen het: de dreiging. De onrust. De spanning in de lucht.


We zijn inmiddels allemaal drie jaar. Bij harde geluiden, een klepperende deur, een dichtslaand autoportier, vuurwerk … Elke keer voelen we diezelfde angst opkomen. Het herinnert ons aan die tijd in de buik van onze moeder, eind van het kalenderjaar, toen we niets konden zien, niets konden horen, maar alles voelden. De angst heeft zich diep in onze kern genesteld, en elke verstoring brengt ons terug naar dat moment. Ons leven begon in doodsangst. Onze moeder heeft ons geleerd hoe je daarmee moet omgaan: hijgen, trillen, kwijlen en kruipen.


 Wat nu als je die angst, die zo vroeg in je dier is ontstaan, geleidelijk los zou kunnen trillen? Er zijn natuurlijke manieren om diepe lagen van stress voorzichtig te neutraliseren. Ze raken niet alleen de symptomen, maar werken intens en subtiel door.